Religie, spiritualiteit en wetenschap: de vierde revolutieKris Verburgh
Artikel verschenen in: De Morgen, 22 december 2007 Volkskrant, 7 januari 2008 De context van nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen maakt het bestaan van goden steeds onwaarschijnlijker. De vierde grote revolutie is bezig. Een nieuwe revolutie in het denken, in het beeld dat de mens over zichzelf heeft. Er zijn reeds drie dergelijke revoluties geweest. De eerste werd ingeluid door de Poolse astronoom Nicolaus Copernicus, die verklaarde onze planeet niet langer het centrum van de kosmos was. De tweede revolutie was die van Charles Darwin, die duidelijk maakte dat de mens niet door een vingerknip van god werd geschapen, maar het product is van miljoenen jaren evolutie. De derde revolutie betreft de werking van onze hersenen, waarbij blijkt dat al onze hopen, hartstochten en herinneringen het resultaat zijn van het geknetter van honderd miljard zenuwcellen onder onze hersenpan. De vierde revolutie gaat over het hoogste van het hoogste, namelijk over het bestaan van God. De vierde revolutie toont aan dat het bestaan van goden enorm onwaarschijnlijk is, en verklaart ook het waarom van het geloof. Volgens dit laatste inzicht geloven mensen niet omdat goden echt bestaan, maar omdat onze breinen na miljoenen jaren evolutie zodanig in elkaar zitten dat ze juist heel vatbaar zijn voor enorm veel vormen van (bij)geloof. Neem bijvoorbeeld spirituele ervaringen, die vaak de basis vormen van heel wat religieuze gevoelens. Het laatste decennia werden nonnen onder scanners gestopt en mediterende monniken met elektroden volgeplakt. Wanneer bijvoorbeeld een boeddhistische monnik mediteert, dan sluit hij zijn ogen. Hierdoor komt er minder visuele informatie terecht in de pariëtale hersenschors, die instaat voor de oriëntatie van het lichaam in de ruimte. De pariëtale hersenschors gaat op een lager pitje draaien, waardoor de monnik zich niet meer kan oriënteren in de ruimte. Hij wordt één met de ruimte, of beter gezegd: hij wordt één met de kosmos, iets wat een 'spirituele' ervaring bij uitstek is. Als de monnik nog verder blijft mediteren, met gesloten ogen en een niet-bewegend lichaam, zal er nog minder visuele en proprioceptieve (bewegings-) informatie de pariëtale cortex bereiken, zodat ook de grenzen van zijn lichaam vervagen. Tijdens de meditatie richt hij ook zijn aandacht op een bepaald object in zijn gedachten (zoals een kaarsvlam of een ander rustgevend beeld), waardoor bepaalde gebieden in de frontale hersenschors enorm actief worden. Deze gebieden onderdrukken omliggende hersenzones die instaan voor het ikbesef, waardoor de monnik zijn ikbesef verliest en hij dus echt één kan worden met het heelal. Hijzef bestaat niet meer. Het is niet meer 'ik' en de 'het heelal', maar het heelal is het ik geworden. Natuurlijk kan men stellen dat God ons het vermogen heeft gegeven om deze gevoelens te kunnen ervaren, en dat het feit dat ze door een scanner blootgelegd kunnen worden niets afdoet van de 'verhevenheid' van deze gevoelens. Maar als men de context van het hele verhaal bekijkt, dan lijkt het er op dat niet een opperwezen, maar vooral de 'doelloze' evolutie voor deze spirituele ervaringen gezorgd heeft. Het is immers zo dat spirituele gevoelens pas kunnen ontstaan als er bepaalde hogere bewustzijnsvormen uitgeschakeld worden, namelijk het besef van de oriëntatie van ons lichaam in de ruimte, en ons zelfbesef. Het lijkt er dus op dat het ervaren van spirituele gevoelens niet het betreden is van een 'hoger' bewustzijnsniveau, maar juist een lager bewustzijnsniveau. Een mediterende monnik verliest zijn zelfbesef immers. Een hond, een kat of een konijntje hebben waarschijnlijk geen zelfbewustzijn, maar enkel een bewustzijn, waardoor ze eigenlijk continu 'spirituele' ervaringen hebben. Voor een hond is er geen 'ik' en de 'wereld': de wereld is het 'ik' zelf. De neurowetenschapper en Nobelprijswinnaar Gerald Edelman vatte het als volgt samen: 'Een mysticus is iemand die probeert te denken als een hond'. Door te achterhalen hoe spiritualiteit ontstaat, blijkt dat vele interpretaties die de mens aan dit soort ervaringen geeft, verzonnen zijn. Door te mediteren betreden we geen hogere sferen, maar gedragen we ons meer als dieren die geen zelfbewustzijn hebben. Uiteraard hoeft dit inzicht niets af te doen aan de ervaring zelf. De vierde revolutie bestaat eruit dat nu andere verklaringen kunnen worden geven voor spirituele ervaringen, bijna-dood-ervaringen, out-of-body-experiences, onze zoektocht naar zin, en zelfs het waarom van het geloof. Bovendien maken deze nieuwe inzichten en vooral hun context, steeds duidelijker dat deze vermogens het gevolg zijn van basale hersenfuncties, of zelfs het denken op een primitiever niveau, gaande van de endorfinerush die gelovigen krijgen wanneer ze in groep rituelen uitvoeren tot de mediterende monnik die zijn zelfbewustzijn uitschakelt. Kris Verburghs tweede boek 'Fantastisch!' gaat over wetenschap, filosofie en religie. Verburghs eerste boek 'Schitterend! Over het universum' werd genomineerd voor de Eureka-Wetenschapsprijs. |