Feliz-magazine
Kris Verburgh geeft wetenschappelijk antwoord op existentiële vragen "De mens is de kosmos die tot zelfbewustzijn komt" Waarom leven wij? Is de mens meer dan een machine, nu we weten dat de hersenen bestaan uit constant vurende neuronen? Wat gebeurt er na de dood? Religie of filosofie kan een antwoord bieden op de existentiële vragen waar elke mens mee worstelt. Maar waaraan kan de nuchtere ziel, die alleen gelooft in de wetenschap, zich vastklampen om zingeving te vinden in zijn leven? "Voor mij zit zingeving binnenin ons, in de verwondering om de fantastische wereld om ons heen en in de dankbaarheid om ons bestaan", zegt Kris Verburgh. De student geneeskunde is amper 21, maar in die 21 jaar heeft hij ongelooflijk veel kennis en inzicht verzameld. Genoeg voor twee boeken over de wondere wereld van de wetenschap, en hoe die wetenschap filosofische vragen kan beantwoorden. Verburgh pende al op zijn zeventiende een boek over wetenschap bij elkaar, vier jaar later komt het vervolg. 'Fantastisch' vertelt het verhaal van de oerknal, van de evolutie van het leven op aarde en van het menselijke brein. Uit die wetenschappelijke kennis kunnen we concluderen dat er geen opperwezen bestaat, besluit Verburgh aan het einde van vijfhonderd pagina's. Wat niet wil zeggen dat het leven geen zin heeft, of dat we nergens troost kunnen vinden voor de naderende dood. "Je kan niet bewijzen dat God niet bestaat", geeft hij toe. "Net zoals je niet kan bewijzen dat er geen theepot rond Jupiter draait. Maar je kan die verhalen niet plaatsen in de context van wat je weet over de evolutie, over het universum, over onze hersenen." Toch noemt Verburgh zichzelf heel spiritueel. "Ik vind overal verwondering in de wereld om me heen. De grootsheid van het universum slaat me met verstomming. In de bloemblaadjes van een roos kan je wiskundige regels terugvinden, zoals het gulden getal of de rij van Fibonacci. Dat is toch fantastisch!" Was je zelf op zoek naar de zin van het leven? "Ja, zoals iedereen. Door het contextverhaal kan ik moeilijk geloven in een opperwezen. Maar ik probeer zoveel mogelijk schoonheid te vinden in de kennis van de wereld. Als ik naar de zon kijk, denk ik aan die vuurbol die een miljoen keer groter is dan de aarde, en binnen vijf miljard jaar zal sterven. Planten zijn fenomenaal omdat die via fotosynthese zonlicht kunnen 'eten'. En wij mensen lopen rond op een stofkorrel die draait rond een thermonucleaire reactor die we de zon noemen. Gewoon het feit dat ik besta is al verwonderlijk: het is een geschenk dat niet hoefde. Voor een kortstondige periode mag ik genieten van het kosmische toneelstuk dat al veertien miljard jaar bezig is. Als je er even bij stilstaat, is elke dagelijkse handeling sacraal. Wij zijn een verzameling van 10^29 elementaire deeltjes, en toch maken we bijvoorbeeld een taart in de keuken, en die keuken bevindt zich in een gigantisch heelal. Ik probeer een soort kosmisch bewustzijn te kweken, en een gevoel van verbondenheid. Is dat de zin van het leven: verwondering? "Verwondering om de wereld, maar ook de onderdompeling in ervaringen en in creativiteit. Daardoor kan je je ik-besef vergeten. Als je bijvoorbeeld helemaal in een film of een boek opgaat, verdwijnt je besef van tijd en ga je je identificeren met de hoofdpersonages. Je vergeet jezelf. Door je zelfbewustzijn naar de achtergrond te dringen, heb je ook minder stress en ben je minder egoïstisch met je eigen gedachten bezig. Je kan dat ook bekomen door meditatie. Als je je enorm focust op een voorwerp, bijvoorbeeld een vlam, dan kan je ik-besef wegsmelten, en als je dan de ogen sluit, doven er delen van de hersenen omdat die geen input meer krijgen. Ze kunnen het lichaam niet meer oriënteren, en je 'ik' versmelt met het universum. Een echte 'ik-plek' in het brein is er overigens niet: het zelfbewustzijn lijkt het resultaat van een hoop hersenstructuren die samenwerken." De werkelijkheid wordt trouwens nog verwonderlijker als je beseft dat hij alleen in ons hoofd bestaat... "We denken altijd dat de wereld zich buiten ons bevindt, maar eigenlijk is wat wij waarnemen het resultaat van wat er zich in ons hoofd afspeelt. Wij zien een rode roos, maar eigenlijk is die roos niet rood: de magnetische golven die ze weerkaatst, interpreteren onze hersenen als rood. Geurmoleculen interpreteren we als geuren, drukgolven worden geluid. Elke mens heeft dus een klein universum in zijn hoofd - ik noem dat het 'kwaliversum' - met kleuren, geuren, geluiden, ... die buiten zijn hersenen niet bestaan. Andere diersoorten hebben een ander 'qualiversum': sommige dieren zien de wereld in zwartwit, vogels kunnen dan weer extra kleuren zien, want zij kunnen ultraviolet licht zien. Andere soorten zien elektriciteit of het magnetische veld van de aarde." "In de kwantummechanica spreekt men zelfs van een 'kwantumbewustzijn': de werkelijkheid met zijn aparte vormen bestaat niet. Het licht van een lamp reist niet naar ons oog, maar bevindt zich tegelijk in die lamp én in ons hoofd. Ook ruimte bestaat dus niet echt, net zoals tijd ook maar een hersenspinsel is. Als we slapen is dat inderdaad absurd: we vallen in slaap, en het volgende moment zijn we weer wakker terwijl er uren voorbij zijn. De wereld is een mengelmoes van deeltjes die overal op hetzelfde moment kunnen zijn." Een van de centrale vragen die je stelt in je boek is 'wat is mens zijn'... "Ik zou de mens omschrijven als een uniek fabrikaat van de kosmos. Het ijzer in ons bloed, het fosfor in ons DNA, het calcium in onze botten: het zat ooit allemaal in het binnenste van exploderende reuzensterren, net zoals alles wat we aanraken. Niet alleen onze anatomie, ook ons gedrag is door 3,8 miljard jaar geschapen, en zo zijn we het resultaat van onze genen en onze synapsen - de verbindingen tussen zenuwcellen, die continue verlegd en verstevigd worden. Genen zorgen ervoor dat we geen onbeschreven bladen zijn als we geboren worden, synapsen zorgen ervoor dat we kunnen leren en dat onze karakters zich vormen." Als alles een gevolg is van genen en zenuwcellen, hebben wij dan nog een vrije wil? "Wij mensen zijn het meest vrij van alle diersoorten. De mens heeft honderd miljard neuronen of zenuwcellen. Elke cel heeft gemiddeld duizend verbindingen, of synapsen, met andere hersencellen. Er zitten dus maar liefst honderdduizend miljard synapsen in ons hoofd. Dat zijn er meer dan er sterren zijn in duizend melkwegen. Die synapsen kunnen zich continu verleggen, zodat er elke seconde twintig miljoen miljard berekeningen gemaakt worden. Die verbindingen worden gelegd door ervaringen die we opdoen tijdens ons leven. Toch zijn we ook nog gebonden aan de condition humaine. Intelligentie is voor zowat tachtig procent overerfbaar, het karakter ligt voor de helft genetisch vast. Die andere twintig of vijftig procent komt van onze omgeving en al onze ervaringen. Ik vergelijk het graag met klei: onze genen bepalen de kwaliteit van de klei, maar ook uit minder goede klei kan je nog een prachtig kunstwerk boetseren." "Sommige neurologen stellen wel dat de vrije wil niet bestaat, omdat alles, ook gedachten en gevoelens, het resultaat is van neuronale activiteit. En omdat onze hersenen beslissingen nemen nog voor wij ons daarvan bewust zijn. Experimenten tonen dat aan." Zijn wij dan nog wel verantwoordelijk voor onze daden? "Uiteraard, want wij zìjn die miljarden cellen die continu vuren onder onze hersenpan. Elke mens heeft het goede én het kwade in zich. Afhankelijk van de omstandigheden kan het goede of het kwade zegevieren. Philip Zimbardo van de Stanford University heeft in 1971 bij wijze van experiment een 'gevangenis' nagebouwd in de universiteit. Amper een week later moest het experiment stopgezet worden omdat de 'cipierstudenten' hun macht over de 'gevangenen' misbruikten. Ook de cipiers die de Iraakse gevangenen in Abu Ghraib gemarteld hebben, waren 'gewone' mensen. Zodra je de mens te veel macht en autonomie geeft, en als het er bij hem ingepompt wordt dat andere mensen minderwaardig zijn, dan komt zulk gedrag snel naar boven." Is de mens ook mens omdat hij met zoveel andere mensen samenleeft? "De mens is een enorm sociaal wezen. De eerste mensen leefden in groepen van zo'n honderdvijftig man. Ook in de 'moderne' tijd komt dat getal van honderdvijftig opvallend vaak terug. Het aantal vrienden en kennissen waaraan je een gunst kan vragen, draait meestal rond de honderdvijftig, bedrijfsafdelingen worden minder efficiënt als ze meer dan honderdvijftig mensen tellen en stammen in het regenwoud bestaan vaak uit dit aantal mensen. In die groepen van honderdvijftig kent iedereen iedereen. Onze huidige steden van honderdduizenden of miljoenen mensen zijn eigenlijk een onnatuurlijke omgeving. Dat zal ook wel een van de redenen zijn dat de maatschappij killer wordt. In het verkeer kan je ongestraft je middenvinger opsteken, want de kans is miniem dat je die persoon ooit nog tegenkomt." Er zijn ook vleermuizen of walvissen die in heel grote groepen leven. Waarom hebben zij dan niet dezelfde intelligentie ontwikkeld als de mens? "In die groepen zijn de interacties niet zo uitgebreid als bij de mens. Door zijn groepsmoraal heeft de mens het harde aspect van het Darwinisme - de 'survival of the fittest' - tot een minium kunnen reduceren." Is dat wel goed voor het overleven van de 'soort' mens? "Eigenlijk heel goed. Alles wat wij bereikt hebben, hebben we te danken aan ons groepsleven, door de samenwerking met zoveel mensen. Onze maatschappij is volledig gebouwd op het werk van onze voorgangers. Dat we taal hebben ontwikkeld, geeft ons grote voordelen. Op één namiddag kan ik een boek lezen dat de resultaten bevat van veertig jaar onderzoek. Dat is toch knap! Als je elke mens beschouwt als een neuron, dat via taal kan communiceren met andere neuronen, dan is de mensheid een gigantisch brein dat enorm veel kennis uitwisselt - een soort denkend omhulsel van de planeet aarde." Ook onze moraal is een gevolg van dat groepsleven... "De goedheid die de mens heeft, kan je in drie soorten verdelen. Een eerste is de goedheid tegenover verwanten. Een moeder zal enorm veel houden van haar kind, omdat het de helft van haar genen heeft. Die reden beseft ze natuurlijk zelf niet, maar de evolutie heeft de moederliefde daar wel op geënt. Maar ook tussen niet-verwanten bestaat goedheid, die dan vaak - bewust of onbewust - rust op het principe van de wederkerigheid: ik ben vriendelijk tegen jou, want dan krijg ik status; ik help jou, want dan help jij mij de volgende keer. Ook bij andere diersoorten komt dat vaak voor. Er zijn vissen die de huid poetsen van andere vissen, vogels die honingdassen leiden naar een bijenkorf om die open te breken, zodat beide dieren kunnen eten. Een derde soort goedheid is de 'oprechte' goedheid: mensen schenken geld aan de Derde Wereld, dierenactivisten strijden tegen dierenleed, ... Bij sommige mensen omspant hun 'cirkel' van de groep alle mensen ter wereld, of zelfs alle levende wezens. Die 'oprechte' goedheid is een bijproduct van die andere twee soorten goedheid, die we nodig hebben om te overleven. Maar het is een prachtig bijproduct." Ook kunst draagt niet bij tot ons overleven. Is dat ook een 'toevallig bijproduct' van de evolutie? "Onze creativiteit is voor een groot deel een gevolg van seksuele selectie. Bij natuurlijke selectie worden - over honderdduizenden jaren - eigenschappen die zorgen voor een beter overleven uitgeselecteerd, want de dieren die die eigenschap niet hebben, sterven sneller en hebben dus ook minder nakomelingen. Zo kregen vogels vleugels en ijsberen een witte vacht. Daarnaast bestaat seksuele selectie, die een pak sneller gaat: vrouwtjes kiezen hun partner uit. Die seksuele selectie zorgt voor loodzware pauwenstaarten en opvallend gekleurde vogels. Het primitieve taalvermogen van de eerste mensen bleek zo goed te werken dat mannen dat ook begonnen aan te wenden om indruk te maken op vrouwen. Hoe beter mannen konden praten, hoe meer vrouwen ze konden krijgen, en hoe meer kinderen. Op de duur werden wij een taalwezen dat 60.000 woorden kan onthouden en dat gedichten kan schrijven. We kunnen dus heel creatief omspringen met woorden, en zijn ook heel goed in het verzinnen van verhalen. Hoe fascinerender je verhaal, hoe meer toehoorders je had aan het haardvuur, en hoe populairder je was bij de vrouwen." Je introduceert hiervoor het begrip 'homo fantasia'... Door seksuele selectie werden de meest fantasievolle vertellers uitgeselecteerd. Dat zorgde er ook voor dat we niet altijd naar waarheid streven. We zitten zelfs vol met positieve illusies: we geloven graag dat we beter of hoogstaander zijn dan anderen. Bij onderzoeken waarbij men vraagt of mensen zichzelf competenter vinden in hun werk dan de collega's, antwoordt negentig procent 'ja'. Bij universiteitsprofessoren is dat zelfs 95 procent. Verder hebben we ook de neiging om weinig kritisch te staan tegenover wat ons verteld wordt. Een kind gelooft alles wat zijn ouders vertellen, en volwassenen behouden dat nog gedeeltelijk. Evolutionair gezien was dat ook belangrijk: je moet iemand op zijn woord kunnen vertrouwen, en niet zelf gaan uitzoeken of sabeltandtijgers echt gevaarlijk zijn. Die drie vermogens maken ons echter ook heel vatbaar voor dingen die niet waar zijn. Daarom wemelt het in de dagbladen van de horoscopen en zie je in boekhandels rékken vol met boeken over lichtengelen, chakra's en andere esotherische theorieën. De mens is dus niet altijd een 'homo sapiens', of de 'wijze' mens, maar vaak een 'homo fantasia'. Komt het daardoor dat zoveel mensen in God of een opperwezen geloven? "Het onderzoek naar de oorsprong van geloof staat nog in zijn kinderschoenen, maar dat is wel één van de redenen. Er is ook het respect voor hiërarchieën - waarbij God dan het ultieme alfa-mannetje is - én de neiging om achter alles bedoelingen te zien. We willen graag dat alles een doel heeft, ook de schepping van het heelal. Dat vermogen is belangrijk geweest voor ons overleven. Als een struik in de savanne begon te bewegen, was het heel slim om te denken dat dat niet 'toevallig' gebeurde, maar dat er misschien een roofdier achter zat. Maar voor zaken die de aarde overstijgen, zoals het ontstaan van het heelal, hoeven er eigenlijk geen doelen te zijn. Religie geeft ook een antwoord op onze angst voor de dood: we gaan naar de hemel, of we keren terug via reïncarnatie." Volgens de wetenschap is er na de dood niets. Kunnen we dan nergens troost uit putten? "Toch wel. De dood is de motor van de evolutie, want zonder dood en geboorte zou de mens niet meer evolueren. Via de dood maak je plaats voor anderen, en dat is een heel nobele daad. Nieuwe generaties vol levenslust kunnen zo hun plaats innemen in de veranderende maatschappij." "We willen allemaal langer leven, maar of we nu tachtig jaar of duizend jaar leven: subjectief gezien duurt elk leven even lang. We onthouden heel weinig van wat we meemaken. Wie weet nog exact wat hij vijf dagen geleden deed? Alles versmelt, en de hoeveelheid herinneringen die we kunnen opslaan blijft hetzelfde. Objectief gezien hebben we misschien een verschillende levensduur, maar hoe we die tijdspanne ervaren blijft hetzelfde. Als je een mens, of die nu veertig of tachtig is, vraagt om al zijn herinneringen boven te halen, en je zou die achter elkaar plakken, dan kom je misschien aan een film van een halfuur. De hoeveelheid beeldflitsen blijft altijd hetzelfde, en aan het eind zullen we nog steeds niet dood willen." Denk je dat de wetenschap ooit zal kunnen ontrafelen wat het zelfbewustzijn is, of wat de ziel is? "Ik hoop het. Al is er geen evolutionaire reden waarom we dat zouden moeten kunnen. De mens is gemaakt om te overleven in de savanne. Als onbedoeld bijproduct van al die intelligentie die we daarvoor hebben ontwikkeld, hebben we een beschaving kunnen oprichten. Maar er is geen reden waarom we àlles zouden ontdekken. Zoals een konijn nooit een schaakspel zal kunnen begrijpen, zal de mens misschien nooit kunnen ontrafelen hoe zijn eigen bewustzijn werkt, of hoe de rand van het universum eruit ziet. De afgelopen tientallen jaren is de wetenschap enorm vooruitgegaan. We hebben al heel wat grote lijnen ontdekt. We voeren zelfs onderzoek naar wat schoonheid is, of creativiteit. Aan de manier waarop oogcellen geschakeld zijn, kunnen we zien dat we houden van contrasten, maar neurologen kunnen ook verklaren waarom we gefascineerd zijn door symmetrie, felle kleuren of bloemen. We bouwen computers die composities kunnen maken die mensen niet kunnen onderscheiden van het niveau van Bach. Zo betreedt de wetenschap domeinen die normaal de filosofie of de religie toebehoren. Als een astronoom de Big Bang onderzoekt, of supersnaartheoretici berekenen dat er in dimensies die wij niet kunnen vatten nog 10500 universums zijn naast het onze, dan bots je op antwoorden op vragen als 'zijn er nog andere heelallen' of 'hoe is het heelal ontstaan'. We leven in een fascinerend tijdperk." Liesbeth Gijsel Kris Verburgh, Fantastisch. Over het universum in ons hoofd, Houtekiet, € 24,90, ISBN 9789052409849 |