Vrij Nederland
'Onze hersenen zijn sterrenstof' Van de oerknal tot de evolutionaire wortels van literatuur. Met een jongensachtige moed verklaart de eenentwintigjarige Kris Verburgh in zijn boek 'Fantastisch!' het ganse universum. In één moeite door schrijft hij het geloof af als een bijproduct van de evolutie. Door Tomas Vanheste Foto Marcel van der Vlugt Aan de rand van het stille Vlaamse dorp Puurs woont Kris Verburgh. Bij de kriekenboom in de tuin zit de eenentwintigjarige student geneeskunde vaak dagen achter elkaar te lezen. In de afgelopen jaren verslond hij een honderdtal boeken. Uit al die opgeslorpte kennis heeft hij nu zijn eigen verhaal gebrouwen. Met een jeugdig enthousiasme en gebrek aan schroom laat hij in zijn zojuist verschenen turf 'Fantastisch!' het verhaal van een kleine veertien miljard jaar kosmische geschiedenis uitmonden in een beschouwing over de zin van het bestaan. Vier jaar geleden debuteerde Verburgh, toen nog scholier, met Schitterend!, een vlot geschreven boek over het heelal. Het werd genomineerd voor de Eureka Wetenschapsprijs 2004. In 'Fantastisch!' neemt Verburgh nog meer hooi op zijn vork. 'Mijn bedoeling was om een groot overzicht te geven van alle takken van de wetenschap die niet alleen interessant zijn op zich maar ook filosofische betekenis hebben,' zegt hij. Zo'n boek had hij zelf wel eens uit de kast willen pakken, maar het stond nog nergens in de schappen. 'Als je je in de kosmologie wilt verdiepen, kun je Stephen Hawking of Brian Greene lezen. In de evolutietheorie Dawkins. In de neurologie Ramachandran. Ik dacht deze drie nu eens te verenigen.' De drie pijlers van Verburghs verhaal vormen samen een grote synthese, vindt hij. 'Als ik de gedachte kan laten doordringen tot de lezer dat alles met elkaar verbonden is, zou ik blij zijn. Elke quark in ons hoofd is bijna veertien miljard jaar oud. In 3,8 miljard jaar evolutie is ons brein ontstaan. Onze hersenen zijn opgebouwd uit sterrenstof. Minder poëtisch kun je zeggen dat we het nucleaire afval van de sterren zijn. Het fosfor in ons DNA, het calcium in onze botten, het ijzer in ons bloed is gecreëerd in het binnenste van de sterren die explodeerden. We zijn het heelal dat bewust wordt van zichzelf.' Bij het maken van zijn alomvattende werkstuk hoefde Verburgh niet voortdurend in allerlei boeken te snuffelen. 'De woorden vloeiden rechtstreeks uit mijn hoofd op het computerscherm. Als ik in mijn element was, schreef ik wel dertig bladzijden per dag.' Achteraf heeft hij alles gecheckt en aan een imposant rijtje professoren voorgelegd. De specialisten die zijn boek lazen, waren enthousiast. Sommigen nodigden hem uit voor een gesprek. Anderen schreven hem lange brieven waarin ze zeiden dat ze het echt goed vonden, maar dat hij hier of daar iets nog moest nuanceren. De enige felle reactie kwam van zijn eerste redactrice. Verburgh: 'Er zijn mensen die niet kunnen aanvaarden dat de woorden karakter en genetica in één zin staan. Ze krijgen kippenvel als ze lezen dat intelligentie voor tachtig procent overerfbaar is.' Literatuur is pauwenstaart Drie wetten van het menselijk gedrag formuleert Verburgh in 'Fantastisch!' Hij stelt dat het voor de helft door de genen is bepaald en voor veertig procent door de sociale omgeving. Voor de opvoeding blijft slechts een bescheiden rol over. Toch lijkt hij zelf in het ideale bètagezin te zijn opgegroeid. Vader is chemicus, moeder werkte als laborante. In de sober ingerichte woonkamer vallen vooral een schaakbord en veel boeken op. Maar de jonge Verburgh relativeert het belang van zijn eigen familie. 'Mijn moeder bracht wel boeken voor me mee uit de bibliotheek. Maar mijn ouders hebben me nooit iets opgedrongen. Daar ben ik wel dankbaar voor. Het moet toch uit jezelf komen.' Politiek correct is zijn boek niet, vreest Verburgh. 'Ik vertel bepaalde dingen omdat ze gewoon zo zijn, of mensen dat nu leuk vinden of niet.' Elegant formuleert hij dit in 'Fantastisch!': 'De waarheid is nu eenmaal niets verschuldigd aan de mens met al zijn hoop en hartstochten.' In de inleiding tekent hij op dat de wetenschap tegenwoordig niet alleen een antwoord heeft op het hoe van de wereld, maar ook op het waarom. De oplossing van het wereldraadsel blijft evenwel uit. 'Met het darwinisme is duidelijk dat er geen waarom is. Men denkt soms dat de mens het toppunt van de evolutie is. Maar er is geen evolutionaire ladder met de slijmerige dingen onderaan en de mens bovenaan. Wel een evolutionaire struik, waaraan de mens een zijtakje is dat gaat verdorren als we uitgestorven zijn. Het toppunt van de evolutie zijn ironisch genoeg de bacteriën. Ze zijn veel verscheidener dan het andere leven. 3,8 Miljard jaar zijn ze er al. En ze gaan hier nog veel langer blijven dan het grote, meercellige leven.' Er is geen hoger doel, concludeert de jonge denker. Het zoeken naar betekenis ziet hij als een aandrang van de homo fantasia. De evolutie heeft de verhalenvertellers uitgeselecteerd. Onze literatuur is als de staart van een pauw, overdadig en veelkleurig omdat seksuele selectie ervoor zorgde dat de vrouw de meest taalvaardige en dus intelligente mannen uitkoos. 'De zin van het leven is een product van de fantasievolle mens die zich wanhopig wil bevrijden uit de bol van bot die de menselijke geest insluit,' schrijft Verburgh, die zelf niet alleen op papier, maar ook in de werkelijkheid een groot verhalenverteller is. De vraag naar de ultieme zin mag zinloos zijn, op minder kosmisch vlak zijn er natuurlijk wel doelen, erkent hij. 'Het grote doel van de evolutie is de genen door te geven. Toch wil ik daar een kanttekening bij plaatsen. Richard Dawkins zegt dat mensen overlevingsapparaten zijn van hun genen. Maar we zijn veel meer dan dat. Naast met voortplanting zijn we ook bezig met kunst en humor. Daarom noem ik ons de versieringsapparaten van onze genen.' Homo's voor groepsband In zijn boek spant Verburgh, wiens grote voorbeeld evolutionair psycholoog Steven Pinker is, zich in om allerlei sociale verschijnselen evolutionair te verklaren. Ook fenomenen die op gespannen voet lijken te staan met de gedachte dat het doorgeven van de genen het hoogste doel is. Zoals homoseksualiteit. Verburgh vertelt dat tot nu toe bij vijftienhonderd soorten, van pinguïns tot bonobo's, homoseksueel gedrag is waargenomen. Blijkbaar moet er dus een verborgen voordeel zijn. En al filosoferend komt hij tot de verklaring dat homoseksualiteit goed kan zijn voor de groepsband. Kun je zo niet altijd wel een of andere redenering verzinnen waarom iets in de evolutietheorie past? Dat vindt Verburgh niet. 'Je moet ervoor oppassen dat je het niet uit je duim zuigt. Maar veel van die verklaringen kun je wetenschappelijk aantonen. Mannen vinden vrouwen met brede heupen en een smalle taille aantrekkelijk. Je kunt je afvragen of het niet gewoon een verhaaltje is als je zegt dat dit een symbool van vruchtbaarheid is. Maar het blijkt dat zulke vrouwen meer oestrogeen in hun bloed hebben en dus vruchtbaarder zijn.' Cultuur ontstijgt de biologische wetten, schrijft Verburgh. En het is niet wijs om de kaart van de natuur te trekken om moraal op te baseren. Tegelijkertijd stelt hij dat gedragsvormen die geen evolutionair nut hebben, gedoemd zijn te verdwijnen. Spreekt hij zichzelf niet tegen? 'Het is een complexe verhouding. Cultuur is onmogelijk zonder biologie. Mensen zijn genetisch voorgeprogrammeerd om culturele wezens te zijn. We hebben genen die coderen voor spiegelneuronen in onze hersenen. Dankzij die neuronen kunnen we makkelijk gedrag van anderen observeren en nadoen. Maar het feit dat cultuur mogelijk is door onze genen, wil natuurlijk niet zeggen dat we erdoor gedicteerd worden. De genen zijn de bron waaruit een oneindige rivier van kunsten ontspruit.' Als culturele gedragingen haaks op de evolutie lijken te staan, is dat volgens Verburgh maar schijn. 'Er leeft een stam in het Amazone¬woud waarvan de mannen als ze volwassen worden met stokken op elkaars hoofd moeten slaan. Almaar harder. Sommigen sterven, velen houden er hun hele leven letselschade aan over. Wat je hier ziet, is de clash tussen natuurlijke selectie en seksuele selectie.' Dit laatste mechanisme gehoorzaamt volgens Verburgh aan een eenvoudige economische wet. Tegenover het enorme aanbod aan zaadcellen staat een beperkte vraag bij de vrouwtjes die over veel minder eicellen beschikken. Tussen de mannetjes ontstaat keiharde concurrentie. Daarom vechten, pronken en bluffen ze. En dat leidt soms tot gedrag dat weinig evolutionair voordeel biedt. 'Er heeft een hert bestaan, de megaloceros, die een gewei had van twee meter breed. Seksuele selectie bracht het voortbestaan van deze soort in gevaar.' Als elke menselijke gedraging verenigbaar moet zijn met natuurlijke of seksuele selectie, waarom bestaat er dan zoiets als pedofilie? Verburgh: 'Als het veel zou voorkomen, zouden we een probleem hebben. Maar het is juist heel zeldzaam. Je zou kunnen zeggen dat het een afwijking is, een ziekte. Psychopathie komt veel vaker voor, één procent van de bevolking heeft psychopathische neigingen. Dat wil niet zeggen dat ze allemaal lijken in de diepvriezer hebben liggen. Maar ze zijn heel hard voor mensen, hebben weinig empathie. Biologen denken dat ze een soort overlevingsvoordeel kunnen hebben. Bij mensen aan de top schijnt psychopathie vaker voor te komen dan gemiddeld.' Darwins computer Verburgh studeert geneeskunde. Terwijl zijn moeder pistolets binnenbrengt, vertelt hij waarom hij de keuze voor zo'n praktisch vak niet strijdig vindt met zijn drang het universum te doorgronden. 'Ik interesseer me voor alles. Of het nu geologie of kosmologie is, of de manier waarop een allergische reactie in elkaar zit. Maar ik ben van jongs af aan gefascineerd geweest door de werking van het menselijk lichaam. Dat was mijn eerste passie. Toen ik drie jaar oud was, vroeg ik een modelskelet aan de Sint.' De keuze voor de geneeskunde heeft ook te maken met Verburghs ambitie het grote raadsel van de wetenschap te kraken: het bewustzijn. 'Er is geen echte reden waarom we het zouden moeten oplossen. Een konijn zal het schaakspel nooit begrijpen. Misschien kan een mens nooit doorgronden hoe zijn bewustzijn werkt. Maar persoonlijk denk ik wel dat we er ooit achterkomen. We zijn er al dicht bij. Men kan het bewustzijn echt al via scanners aflezen.' Met een zeker genoegen stoot Verburgh de mens van zijn troon. Dat alleen wij, biologische wezens, bewustzijn kunnen hebben, acht hij onwaarschijnlijk. We zijn immers ook maar chemische machines. Creativiteit is evenmin voorbehouden aan de mens, maar kan door computers nagebootst worden. 'Er zijn mensen die beweren dat klassieke muziek het bewijs is dat God bestaat. Maar er zijn computers - domme, zielloze machines in onze ogen - die Bachiaanse muziek kunnen maken die mensen niet kunnen onderscheiden van de echte Bach. De edele vermogens van de mens blijken niet vanuit een ideeënrijk neergedaald of door de muze ingefluisterd, maar kunnen nageaapt worden op een computer.' Wie denkt dat machines alleen maar blind door de mens geschreven programma's kunnen uitvoeren, wijst Verburgh op het bestaan van Darwins computers. Ze werken zo: een programmeur schrijft een eenvoudig programma dat niet in staat is een bepaald probleem op te lossen, maar dat zichzelf wel kan kopiëren. Net als in de echte evolutie verloopt dit kopieerproces niet perfect. De nieuwe programma's zijn telkens net anders. De mutanten die het dichtst bij de oplossing komen, worden geselecteerd. Uiteindelijk ontstaat na een lang proces een complex programma dat geen mens meer kan doorgronden, maar dat wel in staat is ingewikkelde problemen op te lossen. 'Computers kunnen echt zelf leren en slimmer worden,' concludeert Verburgh. 'Als ze op een gegeven moment krachtig genoeg worden en we ze dan de vrije loop laten, dan kunnen ze de mens overtreffen in kennis.' Nieuw menstype Boven de woonkamerdeur van huize Verburgh hangt een kruisje. Maar in zijn boek betoogt zoonlief dat geloof en wetenschap strijdig zijn. 'Geloof in God is een bijproduct van de evolutie. Onze hersenen zijn zo gemaakt dat we overal een bedoeling achter willen zien. Achter een bewegende struik kan een sabeltandtijger zitten. Het is handig om dat te denken. Maar het ontstaan van het heelal hoeft geen intentie te hebben. Geloof heeft ook te maken met het belang dat we hechten aan hiërarchieën. God is het ultieme alfamannetje.' In een 'god van de gaten', die oplost wat we wetenschappelijk nog niet kunnen doorgronden, ziet Verburgh evenmin heil. We hebben hem ook niet nodig om de oerknal te verklaren. 'Uit de astronomie blijkt dat universa heel gemakkelijk kunnen ontstaan. Alan Guth, een van de grondleggers van het big bang-model zei dat het heelal "the ultimate free lunch" is. Universa kunnen heel gemakkelijk gecreëerd worden en er zijn er waarschijnlijk nog veel meer. Er is dus geen waarom achter dit heelal.' Met de stroming van Intelligent Design heeft Verburgh niets op. 'Mensen zitten vol mankementen. Dat is strijdig met de bewering van Intelligent Design. Kijk maar naar hoe een oog in elkaar zit. Dat is verkeerd opgebouwd. De bedrading van onze oogcellen ligt voor de plek waar het licht op invalt. Daarom hebben we een blinde vlek, op de plek waar de zenuwen samenkomen en door het netvlies gaan. Wie zou op het idee komen om dat zo te bouwen? Evolutie is een vrij stuurloos proces.' Maar al is de schepper een overbodige hypothese, toch heeft Verburgh een blijde boodschap. 'De werkelijkheid is ook zonder God prachtig.' Hij introduceert een nieuw menstype: de emora. 'Dat is een emotioneel-rationeel wezen, iemand die dankzij kennis meer diepgang vindt in de wereld omdat hij ook het verhaal erachter kent. Die veertien miljard jaar kosmische en biologische evolutie heeft er voor gezorgd dat we de schoonheid van een roos kunnen ervaren te midden van de leegte van het gigantische heelal. Dat inzicht kan ook heel veel ontroering en verwondering meebrengen.' Kris Verburgh, 'Fantastisch! Over het universum in ons hoofd', Houtekiet, 518 pagina's, € 24,90 Vrij Nederland, nummer 45, 10 november 2007 |